Ik wil meer.

Plots daagde het me. Ik wilde, inderdaad, eens zien hoe die mensen dansen.

Wat adem jij luid, merkte hij op.

Ik weet het, zei ik.

We liepen samen door de stad en hadden afgesproken wat te gaan eten. Hij, de goede vriend die ik tijdens de musical had leren kennen en die me met open armen had beloofd dat niet alle mannen eikels waren. Hij deed me mijn zinnen verzetten, want we hoefden niet steeds te praten over wat slecht ging in mijn leven. We praatten eerder over boeken en taal. En over idiote filmpjes op YouTube. Kwestie van het intellect ook niet té ver naar voren te schuiven in ons normale leventje. We hadden het ook vaak over copywriting. Hij deed het al en ik droomde ervan. Kortom: het was een fijne vriendschap die onderhouden moest worden voor mijn mentale gezondheid.

Het is nu al anderhalve week dat ik hyperventileer, vervolgde ik terwijl we op ons eten zaten te wachten op een terras in Leuven.

Waarom? Waar zit je mee?, vroeg hij en hij bleef me aankijken; oprecht geïnteresseerd in wat ik te vertellen had.

Ik haalde mijn schouders op.

Ik weet het niet precies, zei ik. En dat was ook zo. Het was al een hele tijd geleden dat ik dit gevoel nog had ervaren. Er was niets opzienbarends gebeurd in die anderhalve week. Ik had voor geen enkel vuur gestaan dat te heet werd.

Je weet het wel!, siste het stemmetje in mijn hoofd.

Sst!, deed ik. Ik wilde het niet horen.

Door erover te zwijgen en er niet aan te denken, los je het niet op, zei mijn betweterige kant.

Ik zuchtte, wist dat het waar was, maar wist ook dat, als ik eraan zou toegeven, ik zoveel tegelijk onder ogen moest zien.

Omdat ik er niet verder over wilde nadenken, veranderde ik subtiel van onderwerp. Mannen en subtiel gaan op zo'n moment goed samen. Hij had de verandering niet opgemerkt en dus werkte het.

Hoe gaat het met jóu?, vroeg ik met oprechte interesse. En hij vertelde. Over zijn leven, over zijn toekomst. Over de dingen die hij meemaakte, goed en minder goed. Ik knikte, stelde vragen en gaf (soms ongevraagd) mijn mening.

Het was een gezellig etentje.

De rekening kwam, we betaalden elk de helft en slenterden verder door de stad. Het schemerde al, maar het was nog aangenaam warm buiten. Dat verdiende een cocktail, vonden we. Terwijl we een leuk uitziend café uitkozen, hoorde ik zelf hoe luid ik ademde. Ik kon niet meer praten zonder te klinken als iemand die net een marathon had gelopen. Ik voelde me oud en gênant. Conditie: nul.

We kozen het terras met banken gemaakt van paletten. Je kon er diep in de kussens zakken, wat ik ook deed. Alleen jammer dat het ervoor zorgde dat ik alleen maar onelegant van mijn cocktail slurpte. Er was nog werk aan mijn Oh, ik? Zeer volwassen en alles onder controle!-look.

Zodra hij naar het toilet ging, deed ik mijn ademhalingsoefeningen. Vier tellen inademen door mijn neus. Zes tellen uitademen (eerder blazen) door mijn mond. Ik probeerde het zo onopvallend mogelijk te doen. Een semi-yogasessie tussen oud en jong, nuchter en dronken was nu niet bepaald waar ik van droomde. Namasté, oké, maar niet hier.

Weet je nu al waarom je opnieuw hyperventileert?, vroeg hij toen hij met fris gewassen handen naast me kwam zitten.

Mjaaa...., antwoordde ik twijfelend. Ik zuchtte en draaide me naar hem toe.

Het was augustus geworden. Nog maar één maand en dan moest mijn leven weer volledig op de rails staan. Die deadline had ik voor mezelf bepaald. Maar ik voelde dat ik die niet ging halen. Niet wílde halen! Ik moest het onder ogen zien: ik wilde helemaal niet terug naar de klas. Ik ging haast huilen als ik eraan dacht opnieuw in een lokaal vol kinderen te moeten zijn. Het boezemde me een angst in waar ik het bestaan nooit van had voor mogelijk gehouden.

Hoe erg, dacht ik, dat je plots zó kan balen van een job die je twaalf jaar hebt gedaan.

In de beginjaren was ik een zeer trotse juf geweest. Een aantal jaar later werd Pasen de periode dat ik me naar het einde van het schooljaar sleepte. Tot je plots op het punt komt dat je hoofd en je lijf gilt: wat doe je ons aan?! Wij willen hier geen van beide zijn! Maar ik was koppig geweest. Blind en doof ook wel. Ik wilde jarenlang niet toegeven dat ik meer wilde. Ik dacht toen koppig nooit verder na dan dat. Ik wilde meer en dacht alleen maar aan Ariel in De Kleine Zeemeermin. Dan begon ik te zingen: ik wil 'ns zien waar de mensen zijn. Ik wil 'ns zien hoe die mensen dansen.

Oh shit!

Plots daagde het me. Ik wilde, inderdaad, eens zien hoe die mensen dansen. Door het leven dan. Door dingen te doen die ze leuk vinden. Door een job te hebben die energie geeft in plaats van neemt. Want het kon. Dat was mijn enige punt van jaloezie geweest tegenover mijn ex: hoe hij door het leven danste en niet werkte, maar speelde. Dat gevoel wilde ik ook. Zin hebben om te gaan werken. Zin hebben om dingen te doen en bij te leren. Maar dat kan alleen als je de dingen doet die jij leuk en interessant vindt.

Ik wil meer van het leven, zei ik toen.

Hij glimlachte en knikte.

Dan doe je dat toch gewoon? Ik kan me jou niet in het onderwijs inbeelden. Het past niet langer bij je. Je komt er wel. Dat weet je toch, hè?, vroeg hij me.

Ik lachte en gooide mijn hoofd naar achter zoals ze dat in films ook doen. Ik merkte de enkele sterren op die we van op het felverlichte terras konden zien. Zonder antwoord te geven op zijn retorische vraag, praatten we over sterren.

Het was al laat toen we naar huis gingen. We lachten om mijn poging Antwerps te praten. We verzonnen musical scripts en maakten taalgrapjes die wij hilarisch vonden.

Terwijl zong Ariel verder in mijn hoofd.

Ik wil aan land

't Lijkt me zo fijn

Heerlijk genieten in de zonneschijn...

Ik had lang genoeg mijn adem ingehouden. Tijd om weer aan land te gaan, mijn zorgen onder ogen te zien en er iets aan te doen.

© 2019- 2020 Georgia Marie blog. Alle rechten voorbehouden. e-mail: georgia.marie.blog@gmail.com
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin